poëzie
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
Bomans in aktie.
---------------------------------------------------------------
Abe Lenstra
We stonden bij Achilles, het regende en woei,
in een geur van sigaren, nat gras en natte mannen,
het gromde en stampvoette om ons heen,
voetbal was oorlog, toen al.
Vader, weet je nog hoe het even doodstil werd,
de bal kwam, hij kwam uit de grauwe lucht
en woei voor het doel,
niemand had gezien dat hij daar stond.
Weet je nog hoe hij toen even met zijn hoofd knikte,
bijna ootmoedig, bijna verlegen, bijna verontschuldigend.
We hadden verloren voor we het wisten. Abe.
Rutger Kopland
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
Geweldig gedicht van Campert.
DENKEND AAN JACQUES PRÉVERT EN JOSEPH KOSMA
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam
we omhelsden elkaar
je zei dat je blij was
ik wist waar de bus
de 26 die ons zou voeren
langs het volk van Belleville
naar waar het beviel
de Rue des Pyrénées
waar ik ‘obrigado’
tegen de conciërge zei
waar je kon zetten je tas
en wassen je haar
en vragen wat nu
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam.
Je had een taak een adres
films over onderdrukte rassen
ver van Abbesses
maar onbedreigd te zien
in een culturele ruimte
ver van de rest
Court Saint-Louis
in die buurt moest je wezen
meteen na de lunch
in Popincourt het Elfde
je trok nieuwe schoenen aan
we liepen via Père-Lachaise
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam.
Later in straten
vol afbraak en gaten
in Ménilmontant
wou ik je wijzen
op de tand der tijden
en hoe ons hart desondanks
maar je kneep in mijn hand
en zei dat een ander
en dat de dingen nu eenmaal
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam.
Ach de blaren die dood zijn
de passen verstorven
alleen in mijn hoofd nog die deun.
En iets verder op, in datzelfde Parijs...
http://www.youtube.com/watch?v=q0qJCC7R-YE
DENKEND AAN JACQUES PRÉVERT EN JOSEPH KOSMA
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam
we omhelsden elkaar
je zei dat je blij was
ik wist waar de bus
de 26 die ons zou voeren
langs het volk van Belleville
naar waar het beviel
de Rue des Pyrénées
waar ik ‘obrigado’
tegen de conciërge zei
waar je kon zetten je tas
en wassen je haar
en vragen wat nu
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam.
Je had een taak een adres
films over onderdrukte rassen
ver van Abbesses
maar onbedreigd te zien
in een culturele ruimte
ver van de rest
Court Saint-Louis
in die buurt moest je wezen
meteen na de lunch
in Popincourt het Elfde
je trok nieuwe schoenen aan
we liepen via Père-Lachaise
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam.
Later in straten
vol afbraak en gaten
in Ménilmontant
wou ik je wijzen
op de tand der tijden
en hoe ons hart desondanks
maar je kneep in mijn hand
en zei dat een ander
en dat de dingen nu eenmaal
Het regende zon
die dag in het Noordstation
toen je naar me toekwam.
Ach de blaren die dood zijn
de passen verstorven
alleen in mijn hoofd nog die deun.
En iets verder op, in datzelfde Parijs...
http://www.youtube.com/watch?v=q0qJCC7R-YE
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
Slauerhoff als voetballer (Geheel links met tropenhelm.)
Winter op zee
De kim wordt wreed, de golven tuimlen wild,
Van mild en groen, spoorslags hardgrijs en grauw;
Eén nacht waarin de wind door 't luchtruim rilt,
Dan, als een plotselinge dood, de kou.
Om rotseilanden zonder boom en gras,
Liggend verlaten in het oeroud ruim,
Bloeit slechts 't onstuimig en verward gewas
Van 't snel opschietend, snel verwelkend schuim.
Op 't schip waarin geen vuren troostend branden,
Nestelt de kou zich voor een lange reis;
Tegen de 's nachts wakkergekraakte wanden
Kruit en verbrijzelt zich het drijvend ijs.
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
WIJ WAREN GEEN JONGENS
wij hadden vaders, wij waren zonen. het volstond niet
dat wij driemaal daags spek en spinazie vraten.
de hemdsmouwen moesten omhoog,
wij moesten tonen hoe hard wij de spieren in onze bovenarmen
op konden spannen. wij zweetten als zwijnen, groeven bloederige kloven
in onze handen, wroetten in het stof waarin onze voorvaderen
al jaren liggen te liggen
en kregen het vuil amper onder onze vingernagels vandaan.
wij moesten voelen met wat wij tussen de benen geboren waren, jongens,
maar hadden niet eens een eigen kamer
waar wij voorovergebogen, met opgetrokken knieën
en met de neus in andere werelden zaten.
wij ondervonden aan den lijve dat doordringende boerenstank
je harder in het gezicht kan slaan dan wat vuistdikke boeken.
(David Troch)
wij hadden vaders, wij waren zonen. het volstond niet
dat wij driemaal daags spek en spinazie vraten.
de hemdsmouwen moesten omhoog,
wij moesten tonen hoe hard wij de spieren in onze bovenarmen
op konden spannen. wij zweetten als zwijnen, groeven bloederige kloven
in onze handen, wroetten in het stof waarin onze voorvaderen
al jaren liggen te liggen
en kregen het vuil amper onder onze vingernagels vandaan.
wij moesten voelen met wat wij tussen de benen geboren waren, jongens,
maar hadden niet eens een eigen kamer
waar wij voorovergebogen, met opgetrokken knieën
en met de neus in andere werelden zaten.
wij ondervonden aan den lijve dat doordringende boerenstank
je harder in het gezicht kan slaan dan wat vuistdikke boeken.
(David Troch)
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
Martinus Nijhoff
Het kind en ik
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.
Nijhoff (1894 - 1953)
Het kind en ik
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.
Nijhoff (1894 - 1953)
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
(Miriam van Hee)
Dood in Lissabon
wat konden wij doen, beginnen
als alles een einde kon nemen -
een ogenblik, wisten we, maar wanneer
dat wisten we niet, daarom
schreven we toch
en waren alleen
er waren musea, straten en pleinen
wind van de zee, van de verte
je weet wel van angst en verlangen
van wachten, van ooit
stel je dan voor hoe verloren
we liepen, altijd uitkomend
bij de rivier, we vroegen ons af
wie de lichten ontstak op de brug,
wie de vrachtwagens nieuwe
opschriften gaf en waarvandaan
al het stof in de wereld bleef komen
Dood in Lissabon
wat konden wij doen, beginnen
als alles een einde kon nemen -
een ogenblik, wisten we, maar wanneer
dat wisten we niet, daarom
schreven we toch
en waren alleen
er waren musea, straten en pleinen
wind van de zee, van de verte
je weet wel van angst en verlangen
van wachten, van ooit
stel je dan voor hoe verloren
we liepen, altijd uitkomend
bij de rivier, we vroegen ons af
wie de lichten ontstak op de brug,
wie de vrachtwagens nieuwe
opschriften gaf en waarvandaan
al het stof in de wereld bleef komen
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
Mark doet het een stuk beter dan Fred. Hij is een opgewekte jongen, terwijl Fred kijkt alsof hij het ook niet meer weet. Nooit doen!
Marc groet 's morgens de dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
(Paul van Ostaijen)
Marc groet 's morgens de dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
(Paul van Ostaijen)
-
- Site Admin
- Berichten: 2598
- Lid geworden op: 24-06-2011 23:53
Graf von L. schreef:Mark doet het een stuk beter dan Fred. Hij is een opgewekte jongen, terwijl Fred kijkt alsof hij het ook niet meer weet. Nooit doen!
Marc groet 's morgens de dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
N :wink:
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
(Paul van Ostaijen)
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
-
- Berichten: 31493
- Lid geworden op: 25-06-2011 11:53
Arthur Rimbaud
DAGERAAD
Ik heb de zomerdageraad omarmd.
Er bewoog nog niets aan het front van de paleizen. Het water lag doodstil. De schaduwen bleven op de bosweg gekampeerd. Door mijn voetstappen ontwaakten de heldere en milde briesjes, en de edelgesteenten keken toe, en de vleugels verhieven zich zonder geluid
De eerste hofmakerij volgde op het bospad, al gevuld met frisse en bleke schittering, toen een bloem me haar naam zei.
Ik lachte naar de blonde wasserfall die door de sparren heen haar haren losgooide: aan de zilveren kruin herkende ik de godin.
Toen lichtte ik één voor één haar sluiers op. In de laan, met armgezwaai. Op de vlakte, waar ik haar aan de haan verried. In de stad vluchtte zij, tussen de klokketorens en de koepeldaken, en rennend als een bedelaar op de marmeren kaden, zat ik haar achterna.
Boven aan de weg, bij een laurierbos, omvatte ik haar met de vergaarde sluiers, en ik voelde iets van haar immense lichaam. De dageraad en het kind vielen aan de voet van het bos.
Bij het ontwaken was het middag.